Ding

HET DING

Met het verrassingseffect
van zijn hoekentotaal
duikt het ding en onttrekt
zich aan de orde van taal.

Dingen bewegen niet, maar
staan evenmin. Dat is waan
Een ding is een ruimte, waar-
buiten geen dingen bestaan.

Een ding kan verbrand, doorboord,
vergruisd, aan scherven, in prut.
Weggegooid. Maar je hoort
nooit dat een ding roept:’Kut!’

Joseph Brodsky

Nemen we de bovenstaande verzen van Brodsky serieus dan is dit het begin van een nogal hachelijke onderneming. Ik wil het namelijk over het ding hebben. Maar hoe kan het ding ter sprake gebracht worden als het zich aan de orde van de taal onttrekt? Misschien moeten we achter het ding aan duiken, achter de verschijningsvorm waarin het ding zich aan ons voordoet.
Overal en altijd weten we ons omgeven door de dingen om ons heen, zonder ook maar ooit een ding als zodanig gezien te hebben. Een ding lijkt iets te zijn, waarvan we wel weten dat het er is, maar waarvan we nog niet goed weten wat het precies is. Het ding lijkt zich altijd pas aan ons te tonen als dit of dat, als bijvoorbeeld een beker die voor mij staat of als bijvoorbeeld een afbeelding op een foto.
Gewoonlijk wordt met een ding een (nog) niet nader bepaal¬de zaak, gebeurtenis of voorwerp aangeduid. “Dinges”, zeggen we als we even niet op het juiste woord kunnen komen. Het woord ding lijkt een zekere algemeenheid te omvatten, omdat er nooit een specifieke zaak, gebeurtenis of gedachte mee uitgedrukt lijkt te worden. Zo vind ik een computer nog altijd een wonderlijk ding, kan iemand interessante dingen zeggen en mijn buurvrouw een lekker ding zijn; je kunt rare dingen dromen of tevredenheid een zeldzaam ding vinden. Het woordje ding lijkt dus heel algemeen, overal en nergens naar te kunnen verwijzen.
Maar doet deze schijnbare algemeenheid wel recht aan de eigenheid van het woord ding. Als we het woord ding gebruiken, weten we dan wat we zeggen, of bedoelen we eigenlijk: “eh… dinges!” en geven we daarmee toe dat het ding zelf zich inderdaad aan de taal onttrekt? Waarin onderscheidt het woord ding zich van woorden die een specifieke zaak, gedachte of gebeurtenis lijken aan te duiden? Of waarin onderscheid zich het ding zelf van bijvoorbeeld mijn pc of van mijn concrete bewering over de betekenis van het woord ding: “Wij kennen de betekenis van het woord ding niet”?
Met het woordje ding lijkt iets eigenaardigs aan de hand te zijn: Hoewel het bijna naar iedere zaak of voorwerp lijkt te kunnen verwijzen, verwijst het tegelijk naar niets in het bijzonder. Als ik hier vertel dat ik een ding in mijn hand heb, dan weet je niet wat je je bij dat ding moet voorstellen. Er vanuitgaande dat ik niet zit te liegen kun je op z’n best stellen dat ik een voorwerp in mijn hand heb (maar zelfs dat zou nog een vergissing kunnen zijn, want ik zou het ook wel eens over een snee of een gat in mijn hand kunnen hebben – dan ontbreekt er als het ware juist iets). Vertel ik nu dat ik een aansteker in mijn hand heb, dan is het wellicht niet moeilijk je daar een voorstelling van te maken. Vrijwel iedereen heeft wel eens een aansteker gezien waar hij zich heel goed een voorstelling van kan maken – je zou hem uit kunnen tekenen. Je kent ook de functie van een aansteker, waar je ‘m voor kunt gebruiken. Kortom, als ik “aansteker” zeg, dan heb ik het ergens over. Maar waar heb ik het nu over als ik “ding” zeg? Een ding lijkt eens en vooral te bestaan omdat we het zo kunnen noemen, bij de gratie van het woord. Dingen bestaan omdat wij ‘toevallig’ een woord “ding” hebben, dat zich voor iedere zaak, gedachte of voorwerp laat gebruiken. Stel je eens voor dat het woord ding niet zou bestaan. Zouden er dan dingen om ons heen zijn?

Wanneer we naar de geschiedenis van het gebruik van het woordje ding kijken, dan blijkt dat de betekenis ervan niet altijd zo algemeen was als ze nu lijkt te zijn. Het etymologisch woordenboek van Van Wijk geeft aan dat de Middeleeuwse betekenis van ‘ding’ in de eerste plaats betrekking had op een rechtszaak. Een verwante betekenis wordt aangetroffen bij het Engelse ‘thing’, dat ooit vergadering of bijeenkomst betekende. Wij kennen in het Nederlands nog het (kort) geding in de rechtspraak. Dit betekende in de Middeleeuwen overeenkomst, wat nog terug te vinden is in de huidige betekenis van bespreking (in de rechtszaal). Verder kennen we ook nog het werkwoord dingen (waarvan vervolgens be-dingen), wat nog altijd een context van streven, bepleiten of een bod doen heeft (oorspronkelijk wederom in de context van de rechtspraak). In een meer oorspronkelijke betekenis moet een ding dus zoiets geweest zijn als een bijeenkomst van en een overeenkomst tussen een aantal mensen waarin een bepaalde zaak besproken of ter sprake gebracht werd, in het bijzonder een rechtszaak.
In een meer oorspronkelijke betekenis was een ding niet zomaar een algemeenheid, iets waarvan de naam zo snel even niet te binnen wil schieten, maar juist het onderwerp van gesprek. Een ding dat was datgene waarover gesproken moest worden omdat het van het grootste belang was voor alle betrokkenen. Het ding was een zaak van betekenis, een zaak van gewicht waarover een beslissing genomen moest worden.
Oorspronkelijk was een ding dus een zaak van betekenis waarover een beslissing genomen moest worden. Het ding als ding was nog onbeslist. Ook ons huidige woord ding lijkt nog steeds op een onbeslistheid te duiden, een nog niet vastgesteld zijn als iets. Mijn aansteker bijvoorbeeld was al ding voordat we hadden kunnen vaststellen dat het ding ook aansteker was. Maar toch heeft het ding al een betekenis, al is het dan niet die van een aansteker. De betekenis is misschien nog onduidelijk, maar dat het een betekenis heeft, staat vast. Ieder ding, zo lijkt het, is onherroepelijk op zoek naar z’n eigen zin.

Laten we nu terugkeren naar de praktijk van alle dag en naar de dingen om ons heen. Misschien lukt het dan het ding te betrappen en het wezenlijke aan het ding bloot te leggen. Het zijn vooral de dingen om ons heen die zich het meest direct lijken te openbaren.
Laat ik bijvoorbeeld die dingen die ik aan m’n voeten heb en die we schoenen noemen eens van dichtbij bekijken. Die schoenen beschermen niet alleen mijn voeten tegen kou, vuiligheid en allerlei gevaarlijke voorwerpen zoals bijvoorbeeld stukjes glas, maar ze dragen ook mijn hele lichaam. Dat is waar schoenen in de eerste plaats voor dienen en voor ontworpen zijn. Daarnaast hebben schoenen ook een bepaald uiterlijk, een verschijningsvorm. Ze kunnen hoog of laag zijn, met of zonder hakken, fijn en stijlvol of bot en lomp, en bovendien kunnen ze tegenwoordig alle kleuren van de regenboog hebben. Naast de functie van de schoenen hebben ze dus ook nog zoiets als een design.
Maar stel nu dat we deze schoenen helemaal niet aan onze voeten dragen, maar ze vullen met grond, er een paar plantjes in poten en ze vervolgens in de vensterbank zetten. (Nemen we het begrip schoen even ruim en rekenen we klompen daar ook toe, dan moet dit niet al te moeilijk voorstelbaar zijn lijkt me.) Dan gebeurt er iets eigenaardigs: Aan de vorm van de schoenen verandert op het eerste gezicht niets; alleen de functie lijkt aangetast te worden. De schoenen zijn nu ineens tevens plantenbak geworden. Zijn het nu nog dezelfde dingen? Dingen zijn het zeker, maar ook dezelfde? We zijn allicht geneigd te zeggen dat het nog steeds dezelfde schoenen zijn – we herkennen ze tenslotte als zodanig. Zou het mogelijk zijn dat de dingen aan mijn voeten dezelfde zijn als die dingen in de vensterbank? Laten we vaststellen dat dit op z’n minst niet vanzelfsprekend is. Het verschil tussen die dingen aan mijn voeten en die dingen in de vensterbank is precies dat die dingen aan mijn voeten mij dragen, zodat er een afstandsloosheid is – die schoenen zijn een deel van mij – terwijl ik tot een zekere afstand van die dingen in de vensterbak sta.. Die dingen in de vensterbak die staan daar maar, enkel om bekeken te worden. Die dingen aan mijn voeten worden gebruikt of ik daar nu aandacht aan schenk of niet. Aan die dingen aan mijn voeten is eigenlijk ook niets bijzonders, dat zijn gewone alledaagse schoenen, niet echt iets om diep over na te denken. Maar zien we diezelfde schoenen met een paar plantjes erin in de vensterbank staan, dan willen we daar iets van vinden. Hier zien wij ineens iets tegenover ons wat niet met de alledaagse ervaring spoort, schoenen die als bloempotjes gebruikt zijn. En dus dringt zich de vraag op wat hier van te denken. Er moet een beslissing over genomen worden of die dingen voor ons in de vensterbank nu schoenen of bloempotjes zijn. En het is deze beslissing die de dingen aangaat. Een beslissing waar de dingen op lijken te wachten om te worden tot wat ze zijn. Het ding als ding is onnoembaar.

Ondanks de raadselachtige onnoembaarheid van het ding boet het niet aan belang of betekenis in – integendeel! Hoe geheimzinniger de dingen zijn hoe nieuwsgieriger wij worden en des te meer aandacht krijgen de dingen. De dingen waren er al voordat wij ze een naam gaven – voordat de definitieve beslissing gevallen is.
Op zichzelf beschouwd is het ding een zekere onbeslistheid eigen. Een ding is nog niet wat het als schoen bijvoorbeeld wel is. We zouden dan ook kunnen zeggen dat een ding iets (nog) niet is, het laat zich enkel kennen als geheim, als raadsel. Dit betekent dat we de betekenis van het ding alleen via een omweg kunnen verstaan, namelijk als afwezigheid van een bepaald dit of dat zijn van het ding. Als ding is mijn aansteker (nog) geen aansteker en zijn mijn schoenen (nog) geen schoenen.
De wetenschap is vandaag de dag het middel bij uitstek om achter het raadsel van de dingen te komen. Middels de empirie woord de aard – het wat – van de dingen vastgesteld en vastgelegd als bijvoorbeeld DNA-codes. Op deze manier worden de dingen ontworpen. Binnen dit ontwerp tekenen de dingen zich af. Wanneer we onze aandacht richten op dit ontwerpende karakter dat de dingen zo goed lijkt te passen, dan blijkt juist hierin het ding even zichzelf te zijn. Om onze aandacht zo te richten, is het onontbeerlijk dat we een zekere afstand tot het ding nemen, zo hebben we gezien.
Het ding als ding is het ontwerp van de betekenis die wij het uiteindelijk toedichten. De oorspronkelijke bestemming van het ding spreekt uit het al eerder genoemde woord design, wat we gewoonlijk vertalen met ‘ontwerp’, maar wat in een engere zin ook vooral de oorspronkelijkheid van dit ontwerp uitspreekt. We zagen aan de schoenen dat wanneer de gebruikelijke functie wegvalt, het design van de schoenen overblijft – het zet de schoenen als het ware te kijk. Het design gaat in die zin vooraf aan de functie dat het het ding z’n bestemming geeft. Het design van de schoenen bestemt zowel de mogelijkheid ze als voetbescherming te dragen, als de mogelijkheid er plantjes in te zetten. In eerste instantie is er de schoenmaker die de schoenen ontwerpt om te dragen. Dan is er de drager, of liever de eigenaar van de schoenen die dezelfde schoenen ontwerpt om plantjes in te stoppen. Dit ontwerpen – voor zover het gelijk is voor schoenmaker en uiteindelijke bezitter – noem ik design.
In het woord design herkennen we nog het woord sign, wat vertaald wordt met teken. (Het Latijnse designatio betekent zoiets als ‘aanduiding’, ‘benoeming’ en duidt dus op naamgeving – het benoemen van de dingen.) Behalve als ‘ontwerpen’ kunnen we het werkwoord design ook vertalen als ‘tekenen’ – tekenen, d.w.z. de dingen uittekenen, schetsen, betekenis geven. (Tekenen en be-tekenen liggen hier niet ver uiteen, voor zover betekenen hier een bestemming aanduidt – de betekenis van het ding is de bestemming die we het geven, namelijk door het te benoemen, als bijvoorbeeld schoenen, waarvan het de bestemming is dat ze aan je voeten gedragen worden, etc.) Het ding is het design van wat het is, de voorstelling van het ding. Het ding houdt zich dus schuil in het moment dat voorafgaat aan de beslissing over de bestemming van het ding, een beslissing die genomen wordt door het ding te benoemen, een naam te geven en het met deze naam een betekenis te geven – zodat het een zaak van betekenis is.

Het ding onttrekt zich aan de orde van de taal in zoverre het voorafgaat aan de beslissing over de uiteindelijke bestemming van het ding. Een beslissing die voltrokken wordt met het benoemen van het ding. Zodra we het ding een naam geven, zien we het ding niet meer als ding. Het ding spreekt zich niet uit, maar beantwoordt aan de aanspraak die wij erop maken. Terecht dicht Brodsky weliswaar: Maar je hoor nooit dat een ding roept: ‘kut!’. Maar als je maar hard genoeg roept, dan antwoorden alle dingen: kut!

 

 

2 gedachten over “Ding”

  1. Mooi verhaal,

    Heb er samen met een heerlijk bakje cappuccino van genoten.

    Ik kijk uit naar meer verhalen.

    Mvg,

    Anoniempje

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.